Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als nu Ebed-melech, de [15]Moorman, een [16]der kamerlingen, die toen in des konings huis was, hoorde, dat zij Jeremia in den kuil gedaan hadden (de koning nu zat in de [17]poort van Benjamin); 15. Hebreeuws, Kuschi; een vreemdeling, maar vromer dan Jeremia's eigen landslieden; zie Gen.2:13, en Gen.10:6. 16. Hebreeuws, een man, een kamerling, of hoveling; zie Gen.37:36. 17. Misschien om gericht te houden, dat men toen gewoon was te houden in de stadspoorten. Zie Gen.22:17, en vergelijk onder vs.10; misschien ook, om in de belegering iets te bezichtigen, of ergens order op te stellen.